Pier gebruikte verschillende technieken:
- schilderen (olieverf, gouache, aquarel)
- grafiek (houtsnede of snede in hardboard, ets)
- tekenen (contékrijt met houtskool, kleurpotlood, rotringpen)
- textiel (appliqué)
Vanaf de jaren 80 schildert Pier nagenoeg alleen aquarel. Pier illustreerde zijn brieven vaak met tekeningen.
Verschillende elementen keren regelmatig terug:
- het (bijna) witte vlak: stilte, het (bijna) niets
- rode stip: creativiteit; blauwe stip: depressie, blues
- woestijn: leegte
- figuren: extra groot of juist klein (Quo vadis, kleine man?)
- labyrinth, als cirkel of als vierkant
- symbolen uit boeddhisme en hindoeïsme; geometrische symbolen